1. Wanneer een soort verwerking, in het bijzonder een verwerking waarbij nieuwe technologieën worden gebruikt, gelet op de aard, de reikwijdte, de context of de doeleinden daarvan, waarschijnlijk een hoog risico voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen oplevert, voorzien de lidstaten erin dat de verwerkingsverantwoordelijke vóór de verwerking een beoordeling verricht van het effect van de beoogde verwerkingsactiviteiten op de bescherming van persoonsgegevens.
2. De in lid 1 bedoelde beoordeling bevat ten minste een algemene beschrijving van de beoogde verwerkingen, een beoordeling van de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen, de beoogde maatregelen ter beperking van de risico's, de voorzorgsmaatregelen, de beveiligingsmaatregelen en de mechanismen die zijn ingesteld om de persoonsgegevens te beschermen en aan te tonen dat aan deze richtlijn is voldaan, met inachtneming van de rechten en legitieme belangen van de betrokkenen en andere betrokken personen.